Wijzigen van bestaande aanvraag omgevingsvergunning
In een recente uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) bepaald dat het onder voorwaarden is toegestaan om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een activiteit te wijzigen in een activiteit met een andere wettelijke grondslag (ABRvS 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2535).
De zaak speelt in de gemeente Asten. De aanvrager heeft in eerste instantie een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de activiteit “het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht” in de zin van artikel 2.1 lid 1 onder h van de Wabo. In Asten bestaan echter geen beschermde stads- of dorpsgezichten. De aanvraag berust dus op een verkeerde grondslag. Dat neemt niet weg dat er om een andere reden toch een omgevingsvergunning voor de sloop is vereist. Het bestemmingsplan laat namelijk slopen niet toe zonder een omgevingsvergunning. Daarmee vallen de sloopwerkzaamheden onder artikel 2.1 lid 1 onder g van de Wabo, dat “het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan is bepaald” zonder omgevingsvergunning verbiedt. Voor de sloop is dus een omgevingsvergunning nodig op andere grondslag dan waarvoor die is aangevraagd.
Wijziging van bestaande aanvraag of nieuwe aanvraag?
Het college stelt de aanvrager in de gelegenheid zijn aanvraag te wijzigen en vraagt daarnaast op grond van artikel 4:5 Awb om nadere gegevens. De aanvrager dient vervolgens ter vervanging van zijn eerste aanvraag, een aanvraag in voor de juiste activiteit, namelijk sloop waarvoor het bestemmingsplan een omgevingsvergunning vereist. De reden dat wij deze zaak behandelen, is dat in de uitspraak de vraag aan de orde komt of het mogelijk is dat de aanvraag om omgevingsvergunning wordt omgezet in een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning op de juiste grondslag. De rechtbank meent dat de latere aanvraag niet als een wijziging van de eerste aanvraag kan worden beschouwd, maar als een nieuwe aanvraag. Volgens haar biedt artikel 4:5 Awb geen mogelijkheid voor een correctie van de aanvraag zoals de aanvrager die wenst.
Wijzigen en aanvullen
De Afdeling denkt daar anders over. Het college heeft de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag te wijzigen en aan te vullen. Volgens de Afdeling is er in dit geval geen rechtsregel die zich daartegen verzet, aangezien
(i) het college op het moment van de wijziging nog geen besluit op de eerste aanvraag had genomen en
(ii) het voor zowel het college als de aanvrager duidelijk was om welke omgevingsvergunning uitsluitend was verzocht.
De Afdeling oordeelt bovendien dat er geen aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat derden door een dergelijke wijziging in hun belangen worden geschaad. De aanvraag hoeft daarom niet opnieuw gepubliceerd te worden.
Wijzigen: sneller en makkelijker dan een nieuwe aanvraag?
Wij zien in deze uitspraak een aanmoediging van de Afdeling aan bestuursorganen om te kiezen voor een pragmatische opstelling bij de behandeling van aanvragen voor omgevingsvergunningen. Door een wijziging van de grondslag van de aanvraag toe te staan wordt namelijk voorkomen dat een aanvraag opnieuw moet worden ingediend, hetgeen zou leiden tot tijdverlies en mogelijk extra leges. Het belang van de uitspraak is naar ons idee niet beperkt tot deze zaak. Het oordeel van de Afdeling zou ook voor andere gevallen waarin een wijziging van een aanvraag wenselijk is goede diensten kunnen bewijzen. Dit valt toe te juichen. Het is immers in het voordeel van alle betrokkenen wanneer onnodig bureaucratische handelingen in vergunningprocedures worden voorkomen.