Uitspraak rechtbank ’s-Hertogenbosch 27 december 2011, LJNnr. BV0158
Relevante uitspraken webshops op een rijtje
Over de vraag of het mogelijk is om een webshop te exploiteren vanuit een woning of een bedrijfspand is inmiddels enige jurisprudentie beschikbaar. Zo heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch geoordeeld over de vraag of je een webshop mag exploiteren vanuit een pand met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend: volgens de rechtbank is de webshop een vorm van detailhandel vanwege de ruimtelijke uitstraling ervan. Detailhandel past niet binnen de toegelaten bestemming “Bedrijfsdoeleinden”. Daarom kan er naar het oordeel van de rechtbank handhavend worden opgetreden tegen de webshop.
Dit is niet de eerste keer dat wordt geoordeeld dat een webwinkel als detailhandel moet worden aangemerkt. In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2011 (201006526/1) werd ook al beslist dat de verkoop van fietsen via het internet rechtstreeks aan de consument een vorm van detailhandel is. In die zaak bestelden consumenten via het internet een fiets, die vervolgens vanuit een pand met de bestemming “Bebouwing voor agrarische doeleinden” werd geleverd. De winkel was op gezette tijden open voor publiek, bestelde fietsen konden daar worden uitgeprobeerd, afgehaald en betaald, in de winkel vond opslag plaats en een deel van de fietsen werd ter verkoop uitgestald. Dat de Afdeling in een dergelijke situatie niet mee gaat in het betoog van de webshopexploitant dat zijn handelsactiviteiten geen ruimtelijke uitstraling hebben, ligt voor de hand.
Maar het wordt lastiger als de fysieke activiteiten vanuit het pand waaruit de webshop wordt geëxploiteerd, steeds minder zijn. Hoe moet er worden geoordeeld als de bestelling via internet is gedaan, de bestelling wordt verwerkt vanuit een kantoorpand en (enkel) de opslag en levering van de goederen plaatsvindt vanuit een bedrijfspand? Is in deze situatie de opslag en levering vanuit het bedrijfspand aan te merken als detailhandel en daarmee in strijd met het bestemmingsplan? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde op 29 september 2010 (20090947/1) hierover: in deze situatie is er géén sprake van detailhandel, ondanks de opslag in het bedrijfspand.
In de recente uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch waren de feiten als volgt. De webshops La-Sensazione.com en Limoncello.nu verkopen hun producten aan consumenten via het internet. Vervolgens worden de bestelde producten in een magazijn op de desbetreffende locatie verzameld, verpakt en ter verzending aan de klant aan TNT-post aangeboden. Volgens de gemeente kon deze handelswijze niet worden aangemerkt als detailhandel, omdat er ter plaatse geen direct contact tussen het bedrijf en de klant plaats vindt. De rechtbank gaat hierin niet mee. De rechtbank stelt vast dat de verkoop via het internet plaats vindt vanuit de bedrijfslocatie. Daar worden de gedane bestellingen geaccepteerd, de controle van de betaling uitgevoerd, de bestelde goederen verzameld, verpakt, verzendgereed gemaakt en ter verzending aangeboden. Daarom is volgens de rechtbank sprake van detailhandel.
Ruimtelijke uitstraling webshop
Het is opvallend dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder oordeelde dat de opslag van webshopartikelen onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van detailhandel ter plaatste, maar de rechtbank ’s-Hertogenbosch in de hierboven beschreven situatie wel aanneemt dat sprake is van detailhandel. In beide zaken was er geen contact tussen het bedrijf en de consument ter plaatse en was er geen sprake van een traditionele winkel met een fysiek winkelpand.
Het is lastig aan te geven waar nu precies de grens ligt en welke activiteiten van doorslaggevend belang zijn om te bepalen of er sprake is van detailhandel. De ruimtelijke uitstraling van de activiteiten ter plaatse speelt hier een belangrijke rol. Als er geen sprake is van een fysieke winkel waar consumenten de goederen kunnen bekijken en/of uitproberen, zal naar mijn mening de opslag van de goederen de grootste ruimtelijke uitstraling hebben. De goederen zullen immers fysiek naar de locatie moeten worden gebracht en vanuit daar worden geleverd, wat de nodige verkeersbewegingen met zich zal brengen. Het is mij niet geheel duidelijk wat de ruimtelijke uitstraling is van het accepteren van de bestellingen en het controleren van de betaling. De ruimtelijke uitstraling van activiteiten als het verzamelen, verpakken, verzendgereed maken en ter verzending aanbieden van de goederen lijkt mij – los van de opslag die daarmee samenhangt- in de regel te verwaarlozen.
Mogelijke gevolgen voor de praktijk
De uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft mogelijk grote gevolgen voor het groeiende aantal webwinkels in Nederland. In de regel worden webshops vanuit woningen of bedrijfspanden geëxploiteerd, terwijl volgens bovenstaande uitspraken dit alleen zou mogen vanuit panden waarin detailhandel is toegelaten. De meeste bestemmingsplannen in Nederland hanteren echter een verouderde definitie van het begrip detailhandel, die is geënt op de traditionele, fysieke winkel waar contact plaatsvindt tussen de verkoper en de consument. Deze definitie van detailhandel is dringend aan vernieuwing toe. Daarbij zal dan onder meer aandacht besteed moeten worden aan de precieze activiteiten die het exploiteren van een webshop met zich brengt en de ruimtelijke uitstraling daarvan.