Voorwaardelijke verplichtingen in bestemmingsplannen: wel of niet nodig?
In procedures over bestemmingsplannen komt regelmatig de vraag aan de orde of door de gemeenteraad noodzakelijk geachte maatregelen als voorwaardelijke verplichtingen in het plan moeten worden opgenomen. De Afdeling bestuursrechtspraak beantwoordt die vraag vaak bevestigend, maar maakt daarop ook uitzonderingen. Een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak biedt meer duidelijkheid over de maatstaf die de Afdeling daarbij hanteert.
De voorwaardelijke verplichting en de lijn in jurisprudentie
Als de gemeenteraad een bepaalde ontwikkeling uitsluitend ruimtelijk aanvaardbaar vindt wanneer tegelijkertijd wordt voorzien in bepaalde maatregelen, dan zullen die maatregelen in het bestemmingsplan moeten worden geborgd. Zo valt te denken aan een groene beplantingshaag of aan een geluidswal; de uitbreiding van een bedrijventerrein is in sommige gevallen alleen in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wanneer een haag (landschappelijke inpassing) of een geluidswal (geluidhinder) wordt aangebracht. Omdat een bestemmingsplan alleen toelaat en nergens toe verplicht, krijgen dergelijke maatregelen de vorm van een zogenaamde voorwaardelijke verplichting: van de nieuwe bedrijfsgebouwen mag pas gebruik worden gemaakt als de haag of de geluidswal is gerealiseerd. Een voorbeeld is te vinden in een Woudenbergse zaak. Daarin oordeelde de Afdeling dat de landschappelijke inpassing van toekomstige bebouwing onvoldoende was gewaarborgd. Niet valt in te zien dat het college geen regel in het plan heeft kunnen opnemen dat het gebruik alleen dan is toegestaan indien de beoogde beplanting wordt aangelegd en in stand gehouden, aldus de Afdeling.
De uitzonderingen
Soms vindt de Afdeling bestuursrechtspraak het niet nodig dat de gemeente de maatregelen vastlegt in het bestemmingplan. Eerder al nam de Afdeling een uitzondering aan voor de situatie waarin een gemeente had toegezegd de maatregelen te zullen afdwingen door middel van het opnemen van een voorschrift in de omgevingsvergunning. Ter zitting had de initiatiefnemer bevestigd geen bezwaar te hebben tegen een voorschrift in de vergunning. Daarmee was de aanleg van de geluidwerende voorzieningen voldoende verzekerd, aldus de Afdeling.
Recent nam de Afdeling een andere uitzondering aan die voor de praktijk van belang is. Hoewel bepaalde maatregelen noodzakelijk werden geacht voor de aanvaardbaarheid van het plan, vindt de Afdeling het in deze zaak niet nodig dat die maatregelen in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Het plan voorzag in leisure-ontwikkeling, een evenemententerrein en parkeeraccommodaties. Duidelijk was dat, om geluidshinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken, de aanleg van een geluidsreducerend wegdek nodig was. De aanleg van zo’n wegdek zou, tezamen met het reduceren van de snelheid op de betreffende weg, ervoor zorgen dat geen overschrijding van de waarde plaats zou vinden. Tegenstanders hadden betoogd dat deze maatregelen ten onrechte niet in het bestemmingsplan waren vastgelegd. De Afdeling ziet daarin evenwel geen bezwaar. Drie factoren acht de Afdeling in dit verband van belang. De raad had allereerst toegezegd dat hij die maatregelen ook daadwerkelijk zou gaan treffen. Ten tweede had de raad het in zijn macht om de maatregelen te treffen. En ten derde waren er geen belemmeringen die zich tegen het treffen van maatregelen verzetten. Deze omstandigheden maakten dat de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting.
Betekenis van de uitspraak
De uitspraak biedt een handvat voor gemeenten om in bepaalde situaties noodzakelijke maatregelen niet als voorwaardelijke verplichtingen vorm te geven, maar die op een andere wijze te borgen. Dat kan nuttig zijn, bijvoorbeeld wanneer bepaalde maatregelen zich lastig laten vertalen in voorwaardelijke verplichtingen. De uitspraak werpt verder nieuwe vragen op. Wat als, ondanks de toezegging, er geen financiële dekking blijkt te zijn voor de maatregelen? Kan worden afgedwongen dat de maatregelen ook daadwerkelijk worden getroffen, en zo ja: hoe? En wanneer mag worden aangenomen dat geen belemmeringen bestaan die zich verzetten tegen de uitvoering van de maatregelen?
De uitspraak toont aan dat jurisprudentie over de voorwaardelijke verplichting nog lang niet uitgekristalliseerd is, maar volop in ontwikkeling.