Toepasselijkheid afdeling 6.5.3 BW (Algemene voorwaarden) bij internationale overeenkomsten
27 juni 2012
Toepasselijkheid afdeling 6.5.3 BW (Algemene voorwaarden) bij internationale overeenkomsten
Hoge Raad 11 mei 2012, LJN BW0730
Essentie
Ingevolge artikel 6:247 lid 2 BW is afdeling 6.5.3 BW (Algemene voorwaarden) niet van toepassing als de betrokken partijen handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf en niet beide in Nederland zijn gevestigd, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst (ook al is dit Nederlands recht).
Samenvatting
De Nederlandse vennootschap X heeft in 2001 dertig oude legervoertuigen verkocht aan de Britse vennootschap Y. De voertuigen waren bestemd voor doorverkoop aan Z. Op de overeenkomst tussen X en Y was Nederlands recht van toepassing verklaard, met uitzondering van het Weens Koopverdrag. De deskundige van Z heeft de voertuigen afgekeurd, waarop Y X aansprakelijk heeft gesteld voor de schade wegens het niet doorgaan van de leveranties. Y vordert ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding op te maken bij staat. In beide feitelijke instanties is deze vordering toegewezen. In cassatie gaat het om de vraag of X een beroep kan doen op een exoneratie in haar algemene voorwaarden. Het hof oordeelde van niet, omdat X deze algemene voorwaarden pas geruime tijd na het totstandkomen van de overeenkomst aan Y bekend had gemaakt, terwijl X niet had gesteld dat terhandstelling voor of bij het sluiten van de overeenkomst redelijkerwijs onmogelijk was. Hiertegen richt zich het cassatieberoep van X.
De Hoge Raad overweegt dat het oordeel van het hof daarop berust dat het de stellingen van Y heeft opgevat als een beroep op artikel 6:233, aanhef en onder b, in verbinding met artikel 6:234 BW en dat het hof dat beroep gegrond heeft geoordeeld. Of toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van X is overeengekomen, heeft het hof in het midden gelaten. Het onderdeel klaagt dat het hof bij zijn oordeel heeft miskend dat op grond van artikel 6:247 lid 2 BW afdeling 6.5.3 BW niet van toepassing is op overeenkomsten tussen partijen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf en die niet beide in Nederland zijn gevestigd. Deze klacht is gegrond. Blijkens de stukken van het geding zijn partijen de overeenkomst aangegaan in de uitoefening van hun bedrijf en is Y niet in Nederland gevestigd. De artikelen 6:233 en 6:234 BW zijn dus niet van toepassing op de overeenkomst tussen partijen. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en verwijst de zaak ter verdere behandeling naar het Gerechtshof Amsterdam, waar alsnog zal moeten worden beoordeeld of partijen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van X zijn overeengekomen.
In perspectief
Voor de vraag of een gebruiker van algemene voorwaarden zich jegens zijn wederpartij op deze voorwaarden kan beroepen, wordt naar ‘intern’ Nederlands recht (dat moet worden onderscheiden van ‘extern’ Nederlands recht, zoals bijvoorbeeld het Weens Koopverdrag) een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vraag of de algemene voorwaarden zijn overeengekomen en anderzijds de vraag of deze algemene voorwaarden vernietigbaar zijn wegens een schending van de informatieplicht als bedoeld in de artikelen 6:233 sub b jo. 6:234 BW.
Volgens artikel 6:233 sub b BW is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar indien de gebruiker zijn wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden daarvan kennis te nemen. Artikel 6:234 BW – dat sinds haar invoering enkele malen is gewijzigd – bepaalt onder meer dat de gebruiker de in artikel 6:233 sub b BW bedoelde mogelijkheid heeft gegeven indien hij de voorwaarden bij het sluiten van de overeenkomst aan zijn wederpartij ter hand heeft gesteld dan wel, indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is, de gebruiker voor de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij heeft bekend gemaakt dat de voorwaarden ter inzage liggen alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden.
Ingevolge artikel 6:247 lid 2 BW is afdeling 6.5.3 BW (waaronder de artikelen 6:233 en 6:234 BW) niet van toepassing als de betrokken partijen handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf en niet beide in Nederland zijn gevestigd, ook niet indien de overeenkomst – krachtens een objectieve conflictenregel of als gevolg van een rechtskeuze – overigens wel door Nederlands recht wordt beheerst. Dit is slechts anders indien partijen de toepasselijkheid van afdeling 6.5.3 BW (als onderdeel van hun keuze voor Nederlands recht) uitdrukkelijk zijn overeengekomen.
De ratio van artikel 6:247 lid 2 BW is volgens de parlementaire geschiedenis tweeërlei. In de eerste plaats is zij gegrond op behoefte aan rechtszekerheid, nu bij gebreke van een uitdrukkelijke regel onzeker zou zijn in hoeverre de dwingendrechtelijke regeling van algemene voorwaarden van toepassing is op overeenkomsten die door het recht van een ander land worden beheerst en ook met Nederland verbonden zijn. In de tweede plaats is met de bepaling beoogd te voorkomen dat de internationale handel door de regeling van algemene voorwaarden wordt belemmerd. Als ongewenst werd beschouwd dat een in het buitenland gevestigde ondernemer zijn algemene voorwaarden op de Nederlandse regeling moet afstemmen, maar ook dat Nederlandse ondernemers in hun transacties met buitenlandse afnemers door de regeling gebonden worden.
Hoewel de uitkomst van de onderhavige uitspraak gelet op het bepaalde in artikel 6:247 lid 2 BW niet zal verbazen, maakt deze uitspraak wel duidelijk dat (i) naar (intern) Nederlands recht een onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de toepasselijkheid van algemene voorwaarden en anderzijds de vernietigbaarheid daarvan en (ii) de vernietigingsgronden van artikel 6:233 BW in beginsel zonder betekenis blijven wanneer het een internationale overeenkomst tussen professionele partijen betreft. In die gevallen zou derhalve een beroep op algemene voorwaarden kunnen worden gedaan ook indien die voorwaarden niet uiterlijk voor of bij het aangaan van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld.