Ruime uitleg van artikel 6:170 BW aan de hand van alle relevante omstandigheden
1 december 2009
Ruime uitleg van artikel 6:170 BW aan de hand van alle relevante omstandigheden
Hoge Raad 30 oktober 2009, LJN: BJ6020
Essentie
Hoe moet de vraag worden beantwoord of de kans op een fout van een ondergeschikte wordt vergroot door de opdracht tot het verrichten van zijn taak? De beantwoording van deze vraag dient te geschieden aan de hand van alle ter zake dienende omstandigheden.
Samenvatting
X was als ambtenaar in dienst van de Gemeente. Op enig moment zat X tijdens een werkpauze op een stoel. Een collega-ambtenaar heeft hem toen bij wijze van grap van achteren vastgepakt en daarbij een bepaalde greep toegepast. Hierdoor kantelde de stoel gedeeltelijk achterover waardoor X enige tijd met zijn volle gewicht aan zijn nek in de armen van de collega bleef hangen. X heeft hierdoor letsel opgelopen en heeft op grond van artikel 6:170 BW onder meer de Gemeente aangesproken voor zijn schade.
De rechtbank stelde X in het gelijk en overwoog dat het vereiste verband tussen de opgedragen werkzaamheden en het foutieve gedrag in het kader van artikel 6:170 BW ruim moet worden uitgelegd. Dat verband is daarbij afhankelijk van de waardering van feiten en omstandigheden waaronder de schade is toegebracht. Hier was van belang dat het incident plaatsvond binnen de werksfeer, dat er sprake was van collegiaal stoeien in de werksituatie en dat een dergelijke stoeipartij in deze werkkring als normaal werd beschouwd, en dat er een zeker verband bestond tussen de werksfeer en het incident nu de collega schertsenderwijs zinspeelde op een aanwezige en uit de werkomstandigheden voortvloeiende hiërarchie.
Het hof oordeelde echter dat er niet kon worden gesproken van een opdracht tot het verrichten van een bepaalde taak die de kans op de fout van de collega objectief, volgens statistische ervaringsregels heeft vergroot.
De Hoge Raad casseert en stelt dat het oordeel van het hof blijk geeft van een te beperkte rechtsopvatting omtrent het bepaalde in artikel 6:170 BW. De beantwoording van de vraag of de kans op een fout van een ondergeschikte wordt vergroot door de opdracht tot het verrichten van zijn taak, dient aan de hand van alle ter zake dienende omstandigheden tot stand te komen.
In perspectief
Artikel 6:170 BW stelt kort gezegd dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade die aan een derde wordt toegebracht door een ondergeschikte, indien de kans op de fout van de ondergeschikte door de opdracht tot het verrichten van zijn taak is vergroot, en degene in wiens dienst hij stond zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen. Centrale vraag in de besproken kwestie is of er is voldaan aan het vereiste dat de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van de werknemerstaak is vergroot. Kort gezegd gaat het daarbij om het functionele verband.
In een recent arrest (HR 9 november 2007, JA 2008/25) heeft de Hoge Raad een duidelijk licht op deze zaak geworpen. Het ging daarbij om een bedrijfsuitje waarbij enkele werknemers lampolie op een barbecuerooster hadden gegooid met aanzienlijke brandschade als gevolg. De Hoge Raad oordeelde dat voor het antwoord op de vraag of tussen de fout van de werknemer en de dienstbetrekking een voldoende functioneel verband aanwezig was om de werkgever aansprakelijk te achten, alle ter zake dienende omstandigheden van het geval in de beoordeling dienen te worden betrokken. In dat verband kunnen van belang zijn het tijdstip en de plaats van de betreffende handeling, de aard van die gedraging, de eventueel door of ingevolge de dienstbetrekking voor het maken van de fout geschapen gelegenheid, dan wel de aan de werknemer uit hoofde van zijn functie ter beschikking staande middelen. Maar ook andere omstandigheden kunnen in dit verband van belang zijn.
Deze lijn van de Hoge Raad wordt met het hier besproken arrest voortgezet. Onvoldoende is om slechts te onderzoeken of er sprake is van een opdracht tot het verrichten van een bepaalde taak die de kans op de fout van de collega objectief, volgens statistische ervaringsregels heeft vergroot. De beantwoording van de vraag of de kans op een fout van een ondergeschikte wordt vergroot door de opdracht tot het verrichten van zijn taak, dient aan de hand van alle ter zake dienende omstandigheden tot stand te komen. Artikel 6:170 BW dient op dit punt derhalve ruim te worden uitgelegd.