Oordeel bedrijfsarts prevaleert boven deskundigenoordeel UWV
16 april 2013
Oordeel bedrijfsarts prevaleert boven deskundigenoordeel UWV
Voorzieningenrechter Kantonrechter Bergen op Zoom, 23 januari 2013, 752938 VV EXPL 12-148
Inleiding
Als werkgever en werknemer het niet met elkaar eens zijn over de mate van arbeidsongeschiktheid van werknemer of over de mogelijkheden om te re-integreren, dan kunnen beide partijen een deskundigenoordeel (ook wel ‘second opinion’) bij het UWV aanvragen.
Het deskundigenoordeel is geen bindend advies. De werkgever mag de uitkomst van een deskundigenoordeel dan ook naast zich neerleggen en bijvoorbeeld het oordeel van de bedrijfsarts volgen. Echter, uitgangspunt in de rechtspraak lijkt te zijn dat het deskundigenoordeel prevaleert boven het oordeel van de bedrijfsarts. Dat dit niet altijd zo hoeft te zijn en dat er omstandigheden kunnen zijn, waardoor aan het oordeel van de bedrijfsarts meer gewicht wordt toegekend, blijkt onder meer uit onderhavige uitspraak.
Feiten
De werknemer in de betreffende zaak was in dienst bij De Rooy Distributie B.V. (‘De Rooy’) en heeft zich op 9 augustus 2012 ziek gemeld. Enige tijd hierna oordeelde de bedrijfsarts dat hij zijn werkzaamheden voor 50% kon hervatten. De werknemer weigerde echter te re-integreren. Hierop heeft De Rooy het salaris over de dagen dat de werknemer niet was komen werken ingehouden.
Nu de werknemer ook nu zijn werkzaamheden niet hervatte, heeft De Rooy de werknemer op 23 oktober 2012 op staande voet ontslagen. De werknemer heeft hierop de nietigheid van het ontslag ingeroepen en heeft zich beschikbaar gehouden om op eerste afroep de bedongen werkzaamheden te hervatten. Ook meldde hij dat hij een deskundigenoordeel bij het UWV had aangevraagd.
De Rooy heeft hierop laten weten dat zij bereid was het ontslag in te trekken. De werknemer verscheen echter wederom niet op het werk, waarop De Rooy hem op 12 november 2012 opnieuw op staande voet heeft ontslagen. Op 19 november 2012 oordeelde de verzekeringsarts van het UWV dat de werknemer per 1 oktober 2012 niet geschikt was te achten voor het eigen werk.
De werknemer beriep zich vervolgens op dit deskundigenoordeel en stelde dat om die reden onterecht loon was ingehouden en dat het ontslag onterecht was gegeven. De Rooy stelde dat het oordeel van de bedrijfsarts in dezen prevaleert boven het oordeel van het UWV, omdat het oordeel van het UWV tot stand is gekomen op basis van enkel telefonisch contact met de werknemer. Bovendien zijn De Rooy noch de bedrijfsarts geconsulteerd door het UWV.
Oordeel Voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter volgt De Rooy in haar stelling dat aan een deskundigenoordeel niet zonder meer doorslaggevende betekenis wordt toegekend. Echter, wil een deskundigenoordeel van het UWV opzij gelegd worden, zijn er wel bijkomende omstandigheden nodig. Het gegeven dat de verzekeringsarts van het UWV zijn oordeel heeft gevormd zonder werknemer fysiek te hebben gezien en dat zijn oordeel geruime tijd na de geschildatum tot stand is gekomen, levert een dergelijke bijkomende opstandigheid op. De werknemer wordt derhalve in het ongelijk gesteld.
Conclusie
Uit deze uitspraak volgt dat een deskundigenoordeel niet per se meer gewicht heeft dan een oordeel van de bedrijfsarts. Dit geldt eens te meer als het oordeel van het UWV niet zorgvuldig tot stand is gekomen. In het geval een werknemer een deskundigenoordeel aanvraagt, is het voor een werkgever dan ook aan te raden om bij het UWV aan te geven dat zij in dit kader gehoord wenst te worden.