Geen instemmingsrecht voor de ondernemingsraad over primaire arbeidsvoorwaarden
Een bespreking van Gerechtshof 's-Gravenhage 23 maart 2010, LJN BM0767
Geen instemmingsrecht volgens de kantonrechter Rotterdam
Vorig jaar zomer heeft de kantonrechter Rotterdam (JAR 2009/210, zie ook de nieuwsbrief van november/december 2009) bepaald dat een viertal wijzigingen die een onderneming voor twee groepen managers wenste door te voeren, niet instemmingsplichtig waren. Het betrof de volgende wijzigingen:- het laten vervallen van ADV- en leeftijdsafhankelijke vrije dagen en ter compensatie het verhogen van het brutosalaris;
- het invoeren van een vacaturestop voor onbepaalde tijd voor twee functiegroepen;
- het bevriezen van de salarissen voor twee functiegroepen;
- het aanpassen van de beloningstargets en van het moment van uitkeren hiervan (van één naar twee keer per jaar).
Het oordeel van het hof
Het hof overweegt dat uitgangspunt is dat de in art. 27 WOR geregelde instemmingsbevoegdheden van de (C)OR geen betrekking hebben op de primaire arbeidsvoorwaarden en dat de opsomming die de WOR geeft in art. 27 WOR limitatief is. Vervolgens overweegt het hof dat de vraag of een besluit binnen de reikwijdte van art. 27 WOR valt, moet worden beoordeeld met inachtneming van inhoud, doel en strekking van het betreffende besluit. Het besluit de ADV- en leeftijdsafhankelijk vrije dagen te laten vervallen is naar het oordeel van het hof niet instemmingsplichtig. Het aantal vakantiedagen waarop een werknemer recht heeft is onderdeel van de primaire arbeidsvoorwaarden en wijziging van dat aantal is op zichzelf niet instemmingsplichtig. Nu alleen het aantal vrije dagen is gewijzigd, valt die wijziging naar het oordeel van het hof niet aan te merken als een wijziging van een vakantieregeling als bedoeld in art. 27 lid 1 sub b WOR. Ook het besluit tot het invoeren van een vacaturestop is naar het oordeel van het hof niet instemmingsplichtig. De reden hiervoor is dat besluiten omtrent het openstellen van vacatures of het herroepen daarvan, zoals de vacaturestop, niet vallen onder een regeling op het gebied van het aanstellingsbeleid als bedoeld in art. 27 lid 1 sub e WOR of onder een wijziging op het gebied van arbeidsomstandigheden als bedoeld in artikel 27 lid 1 sub d WOR. Het bevriezen van de salarissen is evenmin een besluit dat valt onder artikel 27 WOR. De hoogte van het salaris is immers een primaire arbeidsvoorwaarde en daarom niet instemmingsplichtig. Het hof oordeelt dat het feit dat er sprake is van een wijziging in de feitelijke onderlinge verhouding tussen de groep werknemers waarvan het salaris wel wordt verhoogd en de groep waarvan het salaris niet wordt verhoogd niet per definitie meebrengt dat het beloningssysteem van art. 27 lid 1 sub c WOR is gewijzigd. Omdat die twee groepen steeds geheel los van elkaar hebben 'bewogen', kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat sprake is van een beloningssysteem dat beide groepen omvat en dus ook niet van wijziging daarvan door de bevriezing van de salarissen van een van de groepen. Ten slotte oordeelt het hof dat de wijziging omtrent de variabele beloning geen betrekking heeft op de hoogte van de 'bonus opportunity', zodat ook geen wijziging wordt gebracht in het vaste en het variabele deel van de te behalen beloning. Naar het oordeel van het hof ziet de betreffende wijziging zozeer op de hoogte van de primaire arbeidsvoorwaarden, dat geen sprake is van een wijziging van een beloningssysteem in de zin van art. 27 lid 1 sub c WOR. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.Tips:
- De opsomming die de WOR geeft in art. 27 is, voor wat betreft het instemmingsrecht, limitatief.
- De in art. 27 WOR geregelde instemmingsbevoegdheden van de ondernemingsraad hebben geen betrekking op besluiten ten aanzien van primaire arbeidsvoorwaarden.
- De OR heeft geen instemmingsrecht over besluiten omtrent het openstellen of herroepen van vacatures.
- Verlaging van het aantal vrije dagen is op zichzelf niet instemmingsplichtig.