De Wet bibob en onvolledige vergunningaanvragen
Hoofdregel
De hoofdregel is dat een onvolledige aanvraag van een beschikking buiten behandeling kan worden gelaten, mits de aanvrager geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid de aanvraag aan te vullen (artikel 4:5 Awb). Of een aanvraag buiten behandeling wordt gelaten, is aan de beoordeling van het bestuursorgaan. In het kader van de aanvraag van een vergunning waarop de Wet bibob wordt toegepast, moet de aanvrager doorgaans zeer uitgebreide informatie verschaffen aan het bestuursorgaan. Wanneer leidt het niet of niet volledig beantwoorden van de vragen nu tot het buiten behandeling laten van de aanvraag? Maatgevend hiervoor is of de aanvrager voldoende gegevens heeft verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs kon beschikken (artikel 4:2 lid 2 Awb). In zijn algemeenheid valt het antwoord op die vraag lastig te voorspellen.Twee uitspraken
Onlangs zijn twee interessante uitspraken gedaan over aanvragen die buiten behandeling werden gelaten, die ieder tot een andere uitkomst leidden. De eerste uitspraak is afkomstig van de rechtbank Overijssel van 27 mei 2014 (ECLI:NL:RBOVE:2014:2863), de tweede betreft een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 2 juli 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2388).- In de zaak die speelde in Overijssel ging het om een aanvrager van exploitatievergunningen voor seksinrichtingen. De burgemeester van Deventer verzocht hem om schriftelijke stukken die betrekking hebben op de verhuurder van het pand. De aanvrager antwoordde daarop dat hij de verlangde stukken niet kan verstrekken omdat de verhuurder niet bereid is de stukken te verstrekken. De burgemeester besloot de aanvraag niet in behandeling te nemen. In beroep oordeelde de rechtbank dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling was gelaten omdat van de aanvrager niet kan worden verlangd dat hij een civiele procedure start tegen de verhuurder om de gevraagde gegevens te verkrijgen, uitsluitend om zijn aanvragen in behandeling te zien worden genomen (r.o. 9).
- In de zaak die bij de Afdeling bestuursrechtspraak voorkwam, ging het om een verzoek van de burgemeester van Gilze en Rijen aan de aanvrager om de aanvraag aan te vullen. De aanvrager voldeed hieraan en de burgemeester gaf vervolgens aan dat de aanvraag compleet is. Hij kwam daar later op terug omdat de aangeleverde informatie volgens hem te onduidelijk was om een zorgvuldige beslissing te nemen. Toen bleek dat de aanvrager geen gebruik maakte van de geboden gelegenheid om de aanvraag opnieuw aan te vullen, besloot de burgemeester de aanvraag buiten verdere behandeling te laten. In hoger beroep voerde de aanvrager aan dat hij ten tijde van zijn aanvraag niet over alle door de burgemeester verlangde stukken beschikte. Daarin ging de Afdeling niet mee. Volgens de Afdeling zijn er geen aanknopingspunten voor het standpunt dat een aanvrager op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Awb slechts gehouden is tot het verschaffen van gegevens waarover hij ten tijde van de aanvraag beschikt. Omdat de aanvrager wél over de gegevens beschikte ten tijde van het eerste verzoek van de burgemeester om de aanvraag aan te vullen, was de aanvrager gehouden die gegevens te verstrekken (r.o. 4.1).