De aandeelhoudersovereenkomst, een tandeloze tijger?
De Haagse Rechtbank (Rechtbank 's-Gravenhage, 01-08-2012, JOR 2012/286) moest onlangs een oordeel vellen over een klassieke familie(bedrijfs)tragedie:
- vader bouwt uit het niets een succesvolle onderneming op, in dit geval productie en distributie van Aziatische levensmiddelen;
- na twintig jaar komt schoonzoon in de zaak;
- schoonzoon neemt het roer over en wordt minderheidsaandeelhouder, vader wordt commissaris;
- schoonzoon voldoet niet aan de verwachtingen, vader stelt een buitenstaander aan als vervanger van schoonzoon;
- om de nieuwe man te binden doet vader toezeggingen die in strijd zijn met de afspraken met schoonzoon.
- De rechter beslist zonder veel omhaal van woorden dat een aandeelhouders-overeenkomst vennootschapsrechtelijke werking kan hebben: zoals hiervoor uiteengezet ligt hier het principiële belang van deze uitspraak. Daarbij moet natuurlijk wel bedacht worden dat het hier om één uitspraak van één lagere rechter gaat. Of de Hoge Raad de opvatting van de rechtbank deelt moet nog blijken.
- De rechter beslist dat niet alleen aandeelhoudersbesluiten maar ook besluiten van andere organen – in dit geval de raad van commissarissen – vernietigd kunnen worden omdat zij in strijd zijn met in de aandeelhoudersovereenkomst gemaakte afspraken: dit is niet vanzelfsprekend, allereerst omdat de commissarissen in de regel geen partij zijn bij de aandeelhoudersovereenkomst en bovendien binnen de vennootschap een wezenlijk andere rol spelen dan de aandeelhouder; de aandeelhouder mag – binnen zekere grenzen – naar eigen goeddunken zijn eigen belang nastreven, terwijl de commissaris nu juist de bewaker van het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming is.
- De rechter beslist ten slotte dat de vernietiging van de besluiten ook gevolgen heeft voor derden, die geen partij zijn bij de aandeelhoudersovereenkomst: de nieuwe directeur moet zijn aandelen terugleveren en de door hem ontvangen dividenden terugstorten; de rechter oordeelt dat de nieuwe directeur van de hoed en de rand wist en daarom de aandelen niet te goeder trouw heeft verkregen, terwijl de wet alleen derden te goeder trouw beschermt; dit is evenmin vanzelfsprekend, nu de rechtspraak over het gebruik maken van de wanprestatie van een derde niet op basis van wetenschap (van die wanprestatie) alleen oordeelt dat sprake is van onrechtmatig handelen; er moet sprake zijn van bijkomende omstandigheden.