Medezeggenschap in de zorg: de cliëntenraad
De medezeggenschap van cliënten of patiënten van een zorginstelling is geregeld in de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ). Op grond van de WMCZ dienen instellingen voor gezondheidszorg, maatschappelijke zorg of verslavingszorg een cliëntenraad te hebben. Hieronder volgt een aantal uitgangspunten met betrekking tot de cliëntenraad.
- Het instellen van een cliëntenraad is een verplichting. Dit is een verplichting zonder dat daar op grond van de WMCZ een sanctie op staat bij niet-naleving.
- Het doel van de cliëntenraad is het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van patiënten en cliënten.
- Het staat de zorgaanbieder vrij te bepalen uit hoeveel leden de cliëntenraad bestaat, op welke wijze benoeming van de leden plaatsvindt, welke personen voor benoeming in aanmerking komen, welke zittingsduur geldt en over welke materiële middelen de cliëntenraad kan beschikken voor de uitvoering van zijn functie.
- Recht om te adviseren: De cliëntenraad heeft het recht om te adviseren over alle onderwerpen die voor cliënten van belang zijn. De wet benoemt een dertiental onderwerpen die de zorginstelling in ieder geval ter advies aan de cliëntenraad moet voorleggen, alvorens hij een besluit neemt:
- Recht op informatie: De zorgaanbieder verstrekt de cliëntenraad tijdig en, desgevraagd, schriftelijk alle inlichtingen en gegevens die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.
- Recht op overleg: De cliëntenraad heeft recht op overleg met de directie over het beleid van de instelling.
- Recht op bindende voordracht één bestuurslid
- Enquêterecht: Binnen zorginstellingen die de rechtsvorm van een stichting of vereniging hebben, komt het recht van enquête toe aan de cliëntenraad op grond van art. 6.2 Uitvoeringsbesluit WTZi indien dit is opgenomen in de statuten van de zorginstellingen. Op grond van dit recht kan een verzoek worden ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam om één of meer personen te benoemen tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen de zorginstelling. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHAMS:2010:BM3172, ECLI:NL:GHAMS:2010:BM9903 en ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ9692. In deze zaken ging het - kort gezegd - om de vraag of sprake was van gegronde reden voor de cliëntenraad om te twijfelen aan juist beleid. In dergelijke gevallen kunnen vergaande (tijdelijke) voorzieningen worden getroffen, zoals de tijdelijke schorsing van een besluit, maar ook aan de schorsing van een of meer leden van de raad van bestuur en/of van het toezichthoudende orgaan. Indien uit het enquêteonderzoek volgt dat daadwerkelijk sprake is van een onjuist beleid, dan kunnen nog verdergaande maatregelen worden genomen, waaronder het ontslag van leden van de raad van bestuur en/of van het toezichthoudende orgaan.