Geen verplichting voor bedrijfsarts om behandelaars te raadplegen
2 juni 2014
Geen verplichting voor bedrijfsarts om behandelaars te raadplegen
Verantwoordelijkheden van de bedrijfsarts
Bedrijven zijn verplicht samen te werken met een onafhankelijke bedrijfsarts. Dit mag een bedrijfsarts van een arbodienst zijn of een zelfstandig gevestigde bedrijfsarts. De bedrijfsarts ondersteunt de werkgever onder andere bij de verzuimbegeleiding en re-integratie van werknemers. Alleen een bedrijfsarts – en later eventueel een verzekeringsarts van het UWV – kan beoordelen of een werknemer zich terecht ziek heeft gemeld. Soms is het voor deze beoordeling nodig dat de bedrijfsarts inlichtingen inwint bij de behandelaar van een zieke werknemer. Dat hij hiertoe niet verplicht is, blijkt onder meer uit de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven van 24 april 2014.
Feiten en procesverloop
De klaagster in deze zaak was werkzaam als zorgadviseur. Van december 2011 tot maart 2012 was zij ziek in verband met burn-outklachten wegens een arbeidsconflict. Kort daarna onderging zij een zware rugoperatie. Verweerder heeft als bedrijfsarts haar re-integratie begeleid. De re-integratie verliep aanvankelijk goed. In april 2013 kwamen er echter problemen omdat verweerder van mening was dat klaagster volledig kon gaan werken. Op 6 mei 2013 meldde klaagster zich volledig ziek. Op 8 mei 2013 verscheen klaagster samen met haar man op het spreekuur van verweerder. Dit gesprek is slecht en onprettig verlopen. De uitslag van een second opinion was dat klaagster beperkingen had als rechtstreeks en medisch objectiveerbaar gevolg van ziekte en/of gebrek. De arbeidsdeskundige oordeelde vervolgens dat het eigen werk van klaagster niet geschikt was in de huidige vorm. Een nieuwe, door de werkgever gevraagde, second opinion concludeerde daarentegen dat het eigen werk wel geschikt was.
Klaagster stelt dat zij overleg geeft gehad met haar huisarts en haar orthopedisch chirurg over haar werkbelasting, maar dat verweerder weigerde de behandelaars om advies te vragen en halsstarrig vasthield aan zijn eigen visie. Daarnaast stelt klaagster dat de bedrijfsarts zich tijdens een gesprek met haar intimiderend had opgesteld. Zo had hij op de vraag van de man van klaagster waarom hij bij zijn diagnose niet de opinies van de behandelende specialisten meenam, geantwoord hij dat hij niemand hoefde te raadplegen en dat hij bepaalde of en wanneer klaagster weer ging werken. Klaagster meent dat zij door schuld en toedoen van verweerder geen baan meer heeft. Verweerder stelt zich op het standpunt dat nu het ziektebeeld goed bekend was en het verloop van de ziekte en de re-integratie volledig normaal was, er geen enkele reden was om te twijfelen over de diagnose of het verloop en er dus ook geen reden was om informatie te vragen bij de specialist. Voor wat betreft het door klaagster genoemde gesprek stelt verweerder dat dit inderdaad niet prettig is verlopen, maar dat hij de door klaagster omschreven houding en gedrag niet heeft aangenomen en dat het klaagster en haar echtgenoot waren die schreeuwden en allerlei verwensingen en beledigingen richting hem uitten.
Uitspraak tuchtcollege
Het college, dat de zorgvuldigheid in de gezondheidszorg bewaakt, neemt in casu als uitgangspunt dat er in beginsel voor de bedrijfsarts geen verplichting bestaat om behandelaars te raadplegen. Dat kan onder bijzondere omstandigheden anders zijn, maar van die omstandigheden is in dit geval niet gebleken. Het lag bij uitstek op de weg van verweerder als bedrijfsarts om een oordeel te geven over de mate waarin klaagster in staat was haar eigen werk te verrichten. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder tijdens het re-integratietraject beslissingen heeft genomen die in strijd zijn met de voor hem geldende professionele maatstaven, waaronder met name de STECR-richtlijn (STECR staat voor Expertisecentrum Participatie en is opgericht door de branchevereniging van arbodiensten. STECR geeft werkwijzers uit, onder andere over arbeidsconflicten).
Ten aanzien van de klacht dat verweerder zich intimiderend heeft opgesteld, oordeelt het college dat in gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van de klager in beginsel niet gegrond kan worden bevonden. Door de tegenstrijdigheid van de lezingen heeft het college onvoldoende aanknopingspunten voor een gegrondverklaring van deze bejegeningklacht. Het college wijst de klacht af.
Tip
In deze uitspraak wordt bevestigd dat er in beginsel voor de bedrijfsarts geen verplichting bestaat om behandelaars te raadplegen. Desondanks is het in sommige gevallen raadzaam om – als de werknemer erop staat – contact te hebben met de behandelaar(s) of in ieder geval expliciet te bespreken waarom niet wordt overgegaan tot het raadplegen van de behandelaar(s). Ook als werkgever kun je de bedrijfsarts verzoeken om in bepaalde gevallen de behandelaar(s) van de werknemer te raadplegen.