Geen opeenstapeling van dwangsommen voor bestuursorganen
3 juni 2014
Geen opeenstapeling van dwangsommen voor bestuursorganen
Inleiding
Als een bestuursorgaan niet op tijd is met het beslissen op een aanvraag, verbeurt – twee weken na ingebrekestelling – een dwangsom. Die dwangsom kan gedurende een maximale periode van 42 dagen oplopen tot €1260,-. Het bestuursorgaan moet de hoogte van de verschuldigde dwangsom vervolgens zelf in een dwangsombesluit vaststellen, en wel binnen twee weken na de laatste dag waarop verbeurd is. Wat nu als het bestuursorgaan niet op tijd is met het nemen van die dwangsombeschikking? Verbeurt het bestuursorgaan dan opnieuw dwangsommen?
Het antwoord daarop is nee, zo blijkt uit een recente uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1290).
Waar ging de zaak over?
In deze zaak had een burger een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (‘Wob’) ingediend bij de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Omdat de staatssecretaris niet binnen de geldende termijn had beslist, stelde betrokkene de staatssecretaris in gebreke wegens het niet tijdig beslissen (artikel 4:17 Algemene wet bestuursrecht (‘Awb’)). Twee weken daarna startte de verbeurte van dwangsommen; de staatssecretaris bleef in gebreke en verbeurde de maximale dwangsom. Vervolgens moest de staatssecretaris binnen twee weken in een besluit de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom vaststellen (artikel 4:18 Awb). Dat had de staatssecretaris in dit geval niet gedaan. Betrokkene stelde de staatssecretaris wederom in gebreke, ditmaal voor het niet tijdig nemen van het dwangsombesluit. Hij stelt zich vervolgens op het standpunt dat de staatssecretaris opnieuw dwangsommen heeft verbeurd, ditmaal door niet op tijd het dwangsombesluit vast te stellen.
Wat overweegt de Afdeling?
Bij de Afdeling bestuursrechtspraak ligt vervolgens de volgende vraag voor: kan een bestuursorgaan een dwangsom verbeuren als het niet tijdig een dwangsombesluit neemt over verbeurde dwangsommen naar aanleiding van het niet-tijdig beslissen op een aanvraag? Betrokkene had aangevoerd dat de ingebrekestelling wegens het niet tijdig vaststellen van het dwangsombesluit als een aanvraag moet worden aangemerkt. Daarmee zou de dwangsomregeling van artikel 4: 17 Awb ook van toepassing zijn wanneer het bestuursorgaan nalaat om tijdig een dwangsombesluit te nemen. De betrokkene stelt: Waarom zou een bestuursorgaan geen dwangsom verbeuren vanwege het uitblijven van een dwangsombesluit?
De Afdeling denkt er anders over en komt tot de conclusie dat de dwangsomregeling niet van toepassing is. Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis overweegt de Afdeling dat het dwangsombesluit ter vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom door het bestuursorgaan niet naar aanleiding van een aanvraag wordt genomen, maar uit eigener beweging. Het is daarmee een ambtshalve beschikking. De ingebrekestelling kan in dit verband niet worden aangemerkt als een aanvraag. Omdat het nemen van een dwangsombesluit geen beschikking op een aanvraag is in de zin van artikel 4:17 Awb, kan het bestuursorgaan geen dwangsom verbeuren wanneer het niet tijdig een dwangsombesluit neemt.
Betrokkene kan trouwens wel rechtstreeks beroep instellen tegen het uitblijven van een dwangsombesluit. Die regeling is namelijk wel van toepassing op ambtshalve beschikkingen waarvoor een wettelijke beslistermijn geldt. Met een beroepsprocedure kan betrokkene de rechter vragen een dwangsom te verbinden aan het alsnog vaststellen van het dwangsombesluit.
Belang voor de praktijk
De uitspraak is van belang voor de praktijk: bestuursorganen hoeven niet te vrezen voor een onbeperkte opeenstapeling van dwangsommen wanneer zij niet-tijdig beslissen over de hoogte van verbeurde dwangsommen naar aanleiding van niet-tijdig beslissen op een aanvraag. In de praktijk komt het voor dat burgers bestuursorganen bestoken met omvangrijke en bewerkelijke Wob-verzoeken. Sommigen zijn daarmee niet (alleen) uit op informatie, maar maken er werk van om een zo hoog mogelijke dwangsom binnen te krijgen. De uitspraak stelt hieraan een beperking en bevestigt dat verbeurde dwangsommen verband moeten houden met het niet-tijdig beslissen op een aanvraag.