De Warmtewet: verhuurders worden energieleveranciers
16 januari 2014
De Warmtewet: verhuurders worden energieleveranciers
Op 1 januari 2014 is de Warmtewet in werking getreden. De Warmtewet beschermt consumenten tegen onredelijke prijzen voor het leveren van warmte. De nieuwe wet is ook van toepassing op verhuurders die warmte leveren aan verbruikers met een aansluiting van maximaal 100 Kilowatt, zoals stadsverwarmingsnetten en collectieve installaties (o.a. blokverwarming en collectieve duurzame warmtelevering). Zowel huishoudens als bedrijven die bijvoorbeeld stadsverwarming of blokverwarming gebruiken om hun bedrijfsruimte te verwarmen kunnen te maken krijgen met de Warmtewet.
Wat houdt de Warmtewet precies in?
Verhuurders worden dus gezien als energieleveranciers. Wat betekent dit nu? Vanaf 1 januari geldt een landelijk maximumtarief voor warmte waaraan ook verhuurders zich moeten houden. Het tarief is vastgesteld door de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en is gebaseerd op het gemiddelde gasgebruik van een consument. Dit betekent dat een consument (huurder) die onder de Warmtewet valt niet meer betaalt dan een huishouden dat een gasaansluiting heeft. Dit principe staat ook wel bekend als het “Niet meer dan anders-principe”. De maximumprijs geldt overigens niet voor warmtewisselaars en warmtemeters. De consument betaalt hier apart voor. Ook regelt de Warmtewet de voorwaarden waaronder de consument mag worden afgesloten en wanneer hij recht heeft op een vergoeding als sprake is van een storing in de warmtelevering.
De Warmtewet verplicht energieleveranciers, dus ook verhuurders, om zo spoedig mogelijk na 1 januari 2014 de warmtenetten die zij exploiteren aan te melden bij de ACM. Ook dienen verhuurders warmteovereenkomsten af te sluiten met hun huurders. De wet stelt een aantal eisen aan deze overeenkomst waaronder het opnemen van een geschillenregeling. De warmteovereenkomst kan onderdeel uitmaken van de huurovereenkomst, maar er kan ook gekozen worden voor het afsluiten van een apart contract. Elke leverancier is in beginsel vergunningsplichtig. In beginsel, want verhuurders vallen onder de uitzondering en hoeven dus geen vergunning aan te vragen voor het leveren van warmte. Tot slot dienen verhuurders er voor te zorgen dat er warmtemeters worden geplaatst in de installaties die onder de Warmtewet vallen.
Verhuurders let op!
Corporaties en andere verhuurders zijn druk bezig maatregelen te treffen om aan de verplichtingen uit de Warmtewet te kunnen voldoen. Tegelijkertijd worstelen veel verhuurders met het implementeren van de nieuwe regels en met de vraag welke maatregelen prioriteit hebben.
Mijn voornaamste advies aan verhuurder is: ken uw bezit. Weet op welke complexen de Warmtewet van toepassing is. Inventariseer uw bezit en meldt de warmtenetten vervolgens aan bij de ACM. Bij het niet nakomen van deze meldplicht kan de ACM namelijk een zeer forse boete opleggen. De meldplicht geldt ook voor warmteleveranciers die niet vergunningsplichtig zijn. Ook doen verhuurders er verstandig aan de gasmeterstanden van de betreffende complexen zo snel mogelijk op te nemen. Omdat een verhuurder een boete is verschuldigd op het moment dat een storing langer duurt dan vier uur, is het zaak na te gaan of de storingsregistratie binnen het bedrijf goed is geregeld en installateurs en reparateurs binnen een tijdsbestek van vier uur ter plaatse kunnen zijn als zich een storing voordoet. Verhuurders moeten ook nadenken over de inhoud van de schriftelijke warmteovereenkomst die zij met hun nieuwe en bestaande huurders moeten aangaan. Tot slot mag een duidelijke communicatie met de huurders niet ontbreken en zal moeten worden nagedacht over het overleg met en de inspraak van huurdersorganisaties als het gaat om de uitvoering van de Warmtewet.
Dit artikel is als column verschenen op Building Business op 16 januari 2013.