10 jaar na dato: Staat aansprakelijk voor schade vuurwerkramp Enschede?
Hoge Raad 9 juni 2010, LJN: BL3262
Essentie
De verzekeraars die in het kader van de schade van Grolsch hebben uitgekeerd, trachten tevergeefs verhaal te halen op de Staat. Hun vordering hebben zij gegoten in het leerstuk van gevaarzetting. Op grond van de Kelderluik-criteria komt het hof tot het oordeel dat de Staat niet aansprakelijk is. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel.Samenvatting
De vuurwerkramp te Enschede was een ramp van - naar Nederlandse maatstaven - ongekende omvang. Los van de menselijke tragiek, heeft de explosie ook het bedrijvencomplex van bierbrouwer Grolsch verwoest. Deze schade staat centraal in de zaak die tot het arrest van de Hoge Raad leidde. De verzekeraars van Grolsch hebben in totaal circa € 60.000.000,-- uitgekeerd in verband met de schade die de vuurwerkramp veroorzaakte en zoeken daarvoor in deze procedures tevergeefs verhaal op de Staat.Hof
In hoger beroep hebben verzekeraars aangevoerd dat de Staat ten onrechte heeft nagelaten effectieve maatregelen te nemen tegen de dreiging van de massa-explosie. Volgens verzekeraars had de Staat lessen moeten trekken uit de Culemborgse vuurwerkramp van 14 februari 1991 en een behoorlijke afstandseis tussen vuurwerkbedrijven en de bebouwde omgeving moeten introduceren. Zij betogen verder dat de Staat niet ervan had mogen uitgaan dat het vuurwerk dat bij S.E. Fireworks was opgeslagen (volledig) voldeed aan de vergunningseisen. In dit kader stelden de verzekeraars dat de Staat wist dat de classificatie - die gebaseerd was op internationale aanbevelingen van de VN en plaatsvond in het land van herkomst (vaak: China) - veelal ondeugdelijk en onbetrouwbaar was. Op de volgende overwegingen heeft het Gerechtshof Den Haag de vorderingen van verzekeraars afgewezen:- Overheidsaansprakelijkheid kan niet worden aangenomen op de enkele grond dat zich een risico heeft verwezenlijkt waarvan de Staat op de hoogte was of had moeten zijn. Bepalend is of het risico dat hij kende of behoorde te kennen, gelet op zowel de ernst van de mogelijke effecten als de kans dat deze effecten zouden optreden, zodanig was dat daaruit voor de Staat de rechtsplicht voortvloeide om daartegen maatregelen te nemen.
- Er bestaat geen rechtsgrond voor het standpunt van de verzekeraars dat de Staat ten aanzien van de vuurwerkexplosie geen enkel restrisico mocht laten bestaan.
- Er zijn onvoldoende feitelijke aanwijzingen dat de Staat ervan op de hoogte was, althans had moeten zijn dat een substantieel deel van het bij S.E. Fireworks aanwezige vuurwerk zich gedroeg als zwaarder geclassificeerd vuurwerk. Verzekeraars hebben ook niet aangetoond dat de Staat wist, althans op de hoogte had moeten zijn, van het feit dat veel van het vuurwerk dat uit China kwam (mogelijk) onjuist gekwalificeerd was.
- Ook als de Staat zou hebben geweten dat de vergunningen bij S.E. Fireworks niet werden nageleefd, leidt dit niet tot het oordeel dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Indien vergunningen niet werden nageleefd kon handhavend en strafrechtelijk worden opgetreden. De betrokken staatsorganen konden het bevoegd gezag (lees: de Gemeente) inschakelen zodra een overtreding van de vergunningsvoorschriften werd geconstateerd. De verzekeraars hebben geen concrete, bij S.E. Fireworks geconstateerde, overtreding gesteld waarop geen actie werd ondernomen door het betrokken staatsorgaan.
- De Staat was niet op grond van de wetenschap, die hij vóór de vuurwerkramp had verkregen, verplicht andere maatregelen te nemen dan die welke hij al met het toen bestaande systeem van regelgeving en vergunningen had genomen in verband met massa-explosiegevaar in de omgeving van woningen en bedrijven. De Staat heeft daarom niet onrechtmatig gehandeld.