Wanneer is een bouwwerk opgeleverd? UAV 1989 is duidelijker dan het BW
Eén van de hoofdverplichtingen van een aannemer is het aangenomen werk binnen de overeengekomen termijn op te leveren. Opleveren is het na voltooiing van het werk aan de opdrachtgever ter beschikking stellen van het werk. Van oplevering is pas sprake als het werk door de opdrachtgever wordt aanvaard. Artikel 7:758 Burgerlijk Wetboek geeft de regels omtrent oplevering. Dit artikel is nieuw en vóór de invoering van de nieuwe titel aanneming van werk bevatte het BW geen expliciete regeling ter zake van oplevering. De UAV 1989 (de meest gebruikte set algemene voorwaarden in de bouw) bevat in de paragrafen 9 en 10 een gedetailleerde regeling omtrent de oplevering. De regeling in het BW is gebaseerd op de UAV-regeling, maar is minder gedetailleerd.
Oplevering is zowel feitelijk als juridisch een belangrijk moment in het bouwproces. Artikel 7:758 lid 2 BW bepaalt dat het risico voor het werk vanaf oplevering voor de opdrachtgever is. Lid 3 bepaalt dat de aannemer vanaf dat moment alleen nog aansprakelijk is voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van de oplevering redelijkerwijs niet kon kennen. Voorts is de opdrachtgever bij oplevering de resterende aanneemsom verschuldigd, tenzij partijen ter zake expliciet iets anders zijn overeengekomen. Ook gaat vanaf het tijdstip van oplevering de verjaringstermijn voor gebreken lopen, als bedoeld in artikel 7:761 BW. Het is derhalve van belang, zowel voor de aannemer als de opdrachtgever, om het tijdstip van de oplevering te (kunnen) bepalen. De aannemer moet de voltooiing aan de opdrachtgever kenbaar maken en de opdrachtgever moet het werk (via goedkeuring daarvan) aanvaarden. Als de opdrachtgever na de kennisgeving van de aannemer dat het werk voltooid is niet binnen een redelijke termijn het werk goedkeurt of afkeurt (lees: reageert), wordt hij geacht het werk stilzwijgend te hebben goedgekeurd. Deze wettelijke opleveringsregeling is strenger dan de regeling in de UAV 1989. In de UAV 1989 moet de opdrachtgever het werk na een verzoek daartoe, opnemen (lees: inspecteren) en binnen acht dagen na opneming meedelen of het werk is goed- of afgekeurd. Als een opdrachtgever het werk niet opneemt binnen vijftien dagen na een verzoek daartoe moet de aannemer nogmaals verzoeken om een opneming (bij aangetekende brief) en als de opdrachtgever dan niet reageert binnen acht dagen is sprake van stilzwijgende goedkeuring. Voor opdrachtgevers die tot op heden gewend zijn aan de regeling in de paragrafen 9 en 10 UAV 1989 is het dus zaak dat zij van dit verschil op de hoogte zijn, omdat van oplevering onder het Burgerlijk Wetboek sneller sprake is dan onder de UAV 1989.
Het Hof Amsterdam heeft in een arrest d.d. 5 juli 2007 (Tijdschrift voor Bouwrecht 2008/113) een nadere uitleg gegeven over het moment van oplevering als bedoeld in het BW. Onduidelijk was (althans voor opdrachtgever) of de aannemer een kennisgeving had gedaan dat het werk gereed was (voor oplevering). Het Hof heeft met gebruikmaking van de zogenaamde "Haviltexnorm" beoordeeld of een oplevering tot stand was gekomen. Het Hof meent dat op basis van de verklaringen en gedragingen van partijen sprake was van oplevering. Het Hof oordeelde dat voor beide partijen duidelijk was dat medio januari 2005 de door de aannemer verrichte werkzaamheden in beginsel waren voltooid en dat partijen in het stadium gekomen waren van beoordeling van de werkzaamheden. Derhalve was de opdrachtgever in het stadium komen te verkeren dat hij zich moest uitlaten over de vraag of het werk wel of niet zou worden aanvaard. Gelet op de mededelingen van de opdrachtgever in de gevoerde correspondentie mocht de aannemer volgens het Hof begrijpen dat met uitzondering van een paar opleverpunten het werk door de opdrachtgever was geaccepteerd.
Om te voorkomen dat achteraf de rechter moet oordelen of partijen hebben bedoeld het werk op te leveren, verdient het aanbeveling voor partijen om in aanvulling op de wettelijke regeling een enigszins gedetailleerde opleveringsregeling in de aannemingsovereenkomst op te nemen. Het lijkt in dat opzicht praktisch om aansluiting te zoeken bij de regeling van de UAV 1989, zoals die al bijna twintig jaar in de bouwpraktijk wordt gehanteerd. Hoe concreter voor beide partijen in het bouwproces het belangrijke moment van oplevering in de aannemingsovereenkomst wordt geregeld, des te minder interpretatieverschillen kunnen er ontstaan. Maak concrete afspraken in de overeenkomst of het bestek over de wijze waarop het gereedkomen van het werk gemeld moet worden en binnen welke termijn en op welke wijze de opdrachtgever hierop moet reageren. Een concrete reactie binnen een overeengekomen termijn is duidelijker dan de wettelijke "redelijke termijn". Juist vanwege de grote consequenties die verbonden zijn aan het tijdstip van oplevering, mag hierover geen misverstand kunnen ontstaan.